maandag 27 oktober 2008

Deel 4

Apathisch en verloren lag ik onderuitgezakt mijn flikkerende televisiescherm te voyeren. De nieuwslezer droeg mijn opa's hoornen bril en weigerde hem terug te geven.
'Geef mijn opa's bril terug!' fluisterde ik verlegen.
De nieuwslezer begon een ander onderwerp. Dames en vrouwen, goedenavond! Binnenlands nieuws is passé en buitenlands nieuws al helemaal! We gaan het vandaag hebben over abstract nieuws! Let op! De oorlog is meer dan zestig jaar geleden afgelopen en opende een deur naar een spiraalvormige en oh zo ivoren trap! Als makke schapen hebben wij ons zestig jaar verloren in dit westerse trappenhuis. En nu zijn wij helemaal boven, dames en heren! Wij zijn boven aangekomen en verdringen onszelf, vertrappen elkander om het landschap onder ons te vangen door een van de schaarse ronde raampjes. En wat zien wij?'
De nieuwslezer hield stiel en wachtte kennelijk op antwoord. Moest ik dan maar weer? Ik keek om me heen. Iedereen hield stil. Ik schraapte mijn keel en riep: 'Weet ik veel! Wat zien we dan!'
De nieuwslezer had zijn ogen gesloten, schudde zijn hoofd en wees enkel naar het raampje naast mij. Ik bukte mij licht om er doorheen te kunnen kijken en zag iets.
'Wat ziet u?' fluisterde mijn nieuwslezer hees.
'Ik zie een landschap' mompelde ik bezeten.
'En is het een mooi landschap, zoon? Ziet u een mooi landschap?'
'Nee vader, het is een brandend landschap. Ademloos kijk ik toe hoe, uitgespreid onder mij, de akkers en weiden zich jammerend tot rook versmelten en het luchtruim kiezen.'
'Juist mijn zoon! En kijkt u nu om u heen. Wat doet uw medemens?'
Ik keek om mij heen en zag mijn klasgenoten met spelden in de weer en bloedende oogballen aan sliertjes.
'Mijn medemens steekt zijn eigen ogen uit, vader. Waarom doet hij dat?'
Een beginnend antwoord werd ruw onderbroken door het gegil en geschreeuw van de honderdduizend. Verschrikt keek ik andermaal om mij heen. Ik zag mijn blinde klasgenoten uit de raampjes klimmen en één voor één gelijk de rook onder ons het luchtruim kiezen.
'Vader!' riep ik ontzet, 'waarom springt mijn medemens de afgrond tegemoet?'
Mijn vader lette niet op me. Zijn ogen waren gesloten en zijn beide handen trilden zorgwekkend.
'Dit is Babylon', mompelde hij tegen de tegels van de kleine ruimte. 'De Maya's hebben gelijk gehad. Op naar ground zero.'
En met die woorden sprong hij zijn minderen achterna en ik zag hoe de vlammen hem gulzig verorberden, terwijl mijn vingers al langs het plafond gingen. Op zoek naar een geheime zolderruimte.

Geen opmerkingen: