Door een uiterst psychedelisch en duister woud waadde ik door een drijfzand van betegelde pleinen. Waanbeelden uit de toekomst en vooral ook het verleden drongen zich aan mij op en ik hoor mijn moeder nog vragen of ik een koekje wil.
'Wil je een koekje?'
Het beeld drong zich op uiterst onaangename manier aan mij op.
'Wil je een koekje Carl?'
Ik negeerde het wanhopig doch met weinig resultaat en mijn moeder werd ongeduldig.
'Wil je verdomme een koekje of niet? Ik sta hier niet voor niets met mijn trommel en mijn bloemetjesjurk in deze naoorlogse, overbelichte straat!'
'Nee moeder ik wil geen koekje! Ik wil patat!' riep ik natuurlijk. Wat had jij gedaan in zo'n situatie?
En - had ik het niet gedacht - daar mepte ze de koektrommel tegen mijn linkerwang (BOEM!) en toen mijn rechter (BAF!).
'Au!' riep ik en ik blaatte een jammerklacht.
'Sodemieter op naar je kamer!' kijfte het naoorlogse viswijf dat ooit een plant in haar buik had omgesmeed tot de druiloor die nu geeneens een koekje wilde. 'Sodemieter op' mompelde ze nu in zichzelf gekeerd, 'dan kan ik naar de jenever grijpen.'
Ik zag nu ook de fles staan en wist wel hoe laat het was. Het was half tien en dat betekende bedtijd. Achterwaards kwam ik mijn bed uit om te ontbijten maar het licht ging niet uit.
Waarom gaat het licht niet uit? kraste mijn metaniveau. Omdat het al uit is! antwoordde ik op diezelfde krassende toon. Waarom deed mijn metaniveau dat eigenlijk altijd? Krassen? Ik deed altijd maar mee. Maar ik wist niet waarom. Mijn vader had dit altijd een onaangename karaktertrek van mij gevonden. Vroeger placht hij mij met zijn zegelring een slag voor mijn jeugdige harses te verkopen als ik deze trek uitoefende.
'Zoon' riep hij op dergelijke momenten met overslaande hartslag. 'Je bent mijn zoon! Mijn oudste vrucht! Je hebt je eigen stijl verdomme! De familie Piccadilly heeft zijn eigen stijl! Begrijp je dat?'
Meestal begreep ik het wel, maar vandaag was ik te ongeduldig.
'Ik moet gaan pap!' riep ik met mijn vroege keelbaard, 'mijn verkeerde vrienden wachten op me met sigaretten en skateboards! Ik moet naar meisjes fluiten tot ze een ons wegen!'
En weg was ik. De hoek om. Het pad af. De mist in. De mist uit. Het bos door. De rivier over. Op een oude schildpad.
'Zijn we er bijna?' vroeg ik. Mijn ongeduld weer.
De schildpad draaide zich om. 'Ach man', kafferde hij. 'Hou toch je smoel dicht man! Ik moet me effe op deze golven focussen jongen! Ik ben geen duizendpoot, pik!'
En dat was maar al te waar. Een schildpad is geen duizendpoot en ik zag het blauwe eiland toch al liggen.
'Is het dat blauwe eiland, schildpad?' riep ik smekend.
'Jahaaaa! Jézus man. Verstoor mijn flow niet zo godver de godver. Het is gevaarlijk zat man! Lees jij de kranten niet?'
Een hels kabaal ondersteunde zijn preek in alle plotsheid.
'Fuck!' jankte ik, 'wat is dat fucking kabaal dan hé!'
'Shit!' riep mijn sprekende voermiddel. 'Ik heb je nog zo gewaarschuwd! Nu gaat het gebeuren. Mark my words. De Maya's hebben gelijk gehad.'
De biologische roeiboot stopte abrupt in zijn flow en ik zag Atlantis vanaf mijn gepriviligeerde positie de woelige baren in zinken om misschien wel nooit meer te herrijzen.
'Lekker dan,' sprak ik teneergeslagen. 'Nu moet ik een omweg nemen.'
En het licht ging in één samengekomen, smeltend broeipunt aan en ik sloot mijn ogen tijdelijk.
vrijdag 17 oktober 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Geachte heer Piccadilly,
u zult het stuk ' 13 november' misschien wat aan de onvolledige kant hebben gevonden. Wel nu, dit heeft te maken met het feit dat deze eigenlijk nog niet voltooid was, ik had hem slechts opgeslagen in de hoop er een volgend moment verder aan te sleutelen, doch mijn weblog had hem geplaatst voor ik er enig erg in had.
Maar dan nu mijn reactie op uw verzoek: natuurlijk voelt ondergetekende zich zeer verguld met het bericht dat de stad waar hij zo trots op is, Zutphen, door u aangedaan zal worden tijdens de lange reis richting Lourdes. Ik ben uiteraard van zeer goede wille waar het een samenwerkingsverband omtrent het schrijven van een relaas hierover betreft. Het ligt dan ook voor de hand dat wij op een nader tijdstip (ik wilde bijna tijdschrift schrijven, maar het is natuurlijk tijdstip) het een en ander zullen overwegen en evalueren.
Ik breng u mijn welgemeende groeten over en hoopdat dit antwoord afdoende voor dit moment zal zijn,
H. Voortwegen,
President der Republiek Deventer-Zutphen.
Nu maar hopen dat de woordverificatie tot een goed einde gebracht zal worden.
Een reactie posten