vrijdag 19 december 2008

Deel 11

Het viel mij al gauw op dat de horizon een spelletje met mij speelde. Bij elke stap die ik zette, ging de horizon er een achteruit.
'Verdomme,' mompelde ik met een vreemdsoortig keelgeluid.
'Haha, net goed!' hoorde ik. Het geluid kwam van achteren.
Ik draaide mij om. Daar stond een klein blond kereltje.
'Zeg!' riep ik gedecideerd, 'wil jij je wel eens gauw wegscheren!'
Het jongetje schudde zijn hoofd mathematisch en begon alles te vervlakken.
'Zwart!' riep de stem van een oude vrouw in mijn rechteroor.
'Wit!' riep ik zelf in haar linker.
Met een ijzeren hengel werd op mij neergelaten de houten situatie van een heerschap, gehuld in dode schapen, achter een schootbureau. Op het tafelblad dradige kunststof van dode bomen. Loslatend plastic op bewegend zand in een wanorde van stadsfoto's vanuit frequentie numero uno. Te laat voor zijn cursus als spion van mijn schaduw de postkoloniale tak van mijn gestorven baardopa in gouden pyama bij mijn voetenbed. Daar! Achter de houten plafondbalk van grote glazen, mijn jaren tachtig kapsel op het hoofd van de dominee! Paboem! Water over mijn pasgeboren moerashoofd. Voor wie schrijven we nog eigenlijk? Wie is de bekendste schrijver van Nederland? Wat is een publiek? Wie leest dat paarse boek door zijn snor in een microfoon?
'Sta mij toe op dit alles een antwoord te geven', sprak het bloedende varken.
'Maar wat graag!' dook de vlieg op de afgekoelde soep.
'Mag ik een nieuw bord? Deze is vochtig.'
'Dat is uw soep meneer!'
De volgende dag stierf de ober van het lachen in een rechterhoekje van de enige pagina die nog nieuw en vers was - we konden de inkt nog ruiken - terwijl de rest trots en afgeleefd appelschillen zocht in een achterbuurtcontainer vol vergeten vuilnis.
Vol afschuw wend ik mijn hoofd af. 'Gelukkig bestaat de natuur niet', mompel ik, terwijl ik op een hond spuug. Daar is de bioscoop al. Tijd om mezelf te vergeten in andermans sores.
'Verse vis!' roept een schoffie.
'Heeft u ook haring?' vraag ik beleefd aan het eind van het filmpje.
Mijn omgeving lacht daverend en ik begrijp het maar al te goed. Dit moment werkt ook altijd op de mijne.
We gaan een bijbelverhaal lezen met tekeningen van de minister-president.
'Hoera!' roep ik eenzaam en ik kijk de cowboyhoed na. Mijn handen zijn vuisten zijn de schele ogen van een luchtraaf.
Men sust mij. De film begint.

Geen opmerkingen: